79° 2i DECEMBER 1920. echter zuiver uren van een bijbetrekking. Bovendien is de heer Plasman voor vast aan het openbaar onderwijs en aan de avondschool verbonden en kan hij zich aanmelden voor de functie van vast leeraar in het voortgezet theoretisch onderwijs aan de Ambachtsschool. Wij tasten hem absoluut niet in zijn positie aan. Wat de uitlating van den heer Harte betreft, rijst de vraag welke precies de inhoud was een directeur kan bovendien de gemeente niet binden. Om streeks 1900 konden alle leeraren deel nemen in het ge meentelijk pensioenfonds, doch werd daarvan afgezien, o.a. door den heer Plasman. In het van hemzelf afkomstig schrijven, gevoegd bij de stukken, kan men lezen hoe hij in vorige jaren zelf het behoud van zijn tijdelijke positie ver koos. Hij bleef dus zelf liever tijdelijk en heeft jaren en jaren geweten, dat het hier een tijdelijke en zeer kleine neven betrekking gold, niet alleen in 1911, maar ook later. Hij heeft geen pensioenpremie willen storten. Het wil spr. voor komen, dat men met het geven van gratificatiën uiterst voorzichtig moet zijn, daar de gevolgen soms niet zijn te overzien. De heer KORTEWEG wil niet zeggen, dat niet voorden heer Plasman moet worden opgekomen. Deze is thans 25 jaar in gemeentedienst en nu worden zijn lesuren inge krompen van 9 tot 3 uur. Spr. vindt hier een onbillijkheid in en stelt de vraag, hoe die te ondervangen. De heer KLUFT deelt mede, dat ook de commissie-ver gadering unaniem van oordeel was, dat aan het verzoek van den heer Plasman niet kan worden voldaan. Juist aan de Ambachtsschool ziet men rare toestanden. De gemeente heeft daaraan in zooverre schuld, dat men die menschen nooit zoolang in tijdelijk dienstverband had moeten houden. De heer Plasman heeft echter een vaste aanstelling kun nen krijgen, hij heeft het niet gewild, omdat het te duur was. De billijkheid is thans heel ver te zoeken en in deze

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 790