792
2i DECEMBER 1920.
met 13 lesuren per week, jarenlang in tijdelijk dienstverband
werd gehouden, terwijl er zooveel vaste betrekkingen in de
gemeente zijn met veel minder wekelijksche werkuren b.v.
de klokkenist, handwerkonderwijzeressen, leeraren aan de
avondschool enz., die soms maar 4 uur per week dienst
hebben. Wanneer nu de heer Plasman vraagt om daarin
verandering te brengen, moet men trachten daaraan te vol
doen. Spr. hoopt dan ook dat Burgemeester en Wethouders
een middel zullen kunnen vinden, om het geleden onrecht
te herstellen.
De heer LIJDSMAN geeft toe, dat er eens abnormale
toestanden aan de Ambachtsschool heerschten. Sedert 1911
is daarin echter verandering gekomen. De heer Plasman
heeft indertijd het adres van de tijdelijke leeraren om een
vaste aanstelling niet medeonderteekend, omdat hij volgens
spr. ontstemd was over de gehouden besprekingen in den
Raad; hij had echter toen moeite moeten doen. Vanaf 1911
is de heer Plasman telkens opnieuw benoemd, hij heeft
daarin berust. Thans vraagt hij iets wat onmogelijk is toe
te staan, noch door den Raad, noch door de inspectie, om
dat het in strijd is met de wettelijke voorschriften. In 1911
heeft de heer Plasman de kans gehad verandering in
zijn positie te brengen en wanneer hij zich toen bij de andere
leeraren had aangesloten, zou deze moeilijkheid te onder
vangen zijn geweest. Spr. merkt nog op, dat uit de houding
van den heer Plasman weinig waardeering spreekt voor
de Commissie voor de Ambachtsschool ten slotte verwijst
spr. naar de notulen van de Raadsvergadering van 22 Dec.
1910 en de daarbij aansluitende notulen van 1911.
De heer HAALMAX meent, naar hetgeen gehoord en ter
kennis gebracht is, zeer kort te kunnen zijn. Spr.'s conclusie
is deze, dat formeel B. en W. gelijk hebben. Er is echter
nog een andere kwestie, nl. die van billijkheid. De heer
Plasman heeft zelf erkend in staat geweest te zijn om
een vaste aanstelling te verkrijgen, hij heeft van die gelegen-