2 1 DECEMBER 1920. 793 lieid geen gebruik gemaakt, dus heeft hij formeel ongelijk. Spr. vraagt evenwel is het inderdaad juist geweest iemand 24 jaar lang te handhaven in een tijdelijke positie Het was toch te voorzien, dat er eenmaal een tijdstip zou komen, waarop hij aanspraken zou willen doen gelden. Beter was geweest hem indertijd ontslag te hebben verleend. Zoo langen tijd een tijdelijk dienstverband te doen voortbestaan is een groote fout, daaruit moesten moeilijkheden voortspruiten. Nu komt men voor dit verzoek te staan, dat men formeel als onrechtvaardig, doch menschelijkerwijs als zeer terecht kan beschouwen. Wanneer men 24 jaar dienst heeft gedaan en dan als oud vuil aan den dijk wordt gezet, heeft dat veel overeenkomst met de spreekwijze „der Mohr hat seine Schuldigkeit getan, der Mohr kann gehen". Spr. acht hier billijkheidsgronden aanwezig om het verzoek in te willigen, doch kan niet medegaan met de motie van den heer Hor- n i x, omdat daarin sprake is van 4 personen. Op het oogen- blik is alleen het adres-Plasman aan de orde en spr. meent, dat men elk geval op zichzelf moet beoordeelen. Hij geeft derhalve den heer H ornix in overweging zijn motie alleen tot den heer Plasman te beperken. De heer CERUTTI constateert, dat er tegenspraak heerscht tusschen het gesprokene door den Voorzitter en wet houder L ij d s m a n. De Voorzitter zegt, dat de heer Plasman niet vast aangesteld kon worden, de wethouder vraagt,'waarom hij het indertijd niet heeft verzocht. De VOORZITTER merkt op, dat de heer C 9 r u 11 i deze kwestie blijkbaar verkeerd heeft begrepen. De heer CERUTTI wijst er voorts op, dat volgens de nieuwe Pensioenwetten 1913tijdelijke diensten niet meetellen. Thans is er een strooming merkbaar om zulks voortaan wel te doen. Ook hiervan is de heer Plasman weer de dupe. Spr. dringt er nogmaals sterk op aan, den heer Plas- m a n recht te doen wedervaren.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 793