794
2i DECEMBER. 1920.
De VOORZITTER wil eenige misverstanden wegruimen.
De Raad is natuurlijk bevoegd ook tijdelijke krachten, die
weinige uren dienst doen, vast aan te stellen. De heer Ce-
rut t i heeft er voornamelijk op gewezen, dat de toestand
aan de Ambachtsschool, destijds zoo slecht was maar men
moet toch niet meenen door gratificatiën en door indivi-
dueele behandeling thans dien toestand nog te kunnen ver
beteren. Anderen zullen zich dan terecht daarop beroepen
en men kan niet tegemoet gaan komen aan vroegere toe
standen. Het betoog van den heer A. Schrauwen steunt
in hoofdzaak op het bezwaar, dat de heer Plasma n des
tijds niet vast aangesteld is kunnen worden, doordat hij de
hooge inkoopsom in het Pensioenfonds niet kon storten.
Volgens spr. had hij daaraan wel kunnen voldoen, daar hij
nog een andere vaste hoofdbetrekking en een bijbetrekking
had. Dit bezwaar van den heer A. Schrauwen gaat dus
niet op. Den heer Haaiman antwoordt spr., dat hij het
veelal gevaarlijk acht, vooral in zaken als deze, wanneer men
formeel gelijk heeft, in tegenovergestelden zin te handelen.
De heer Plasman was zich volkomen van zijn tijdelijke
positie bewust. Waarom daar nu van af te wijken Thans
kan geen vaste aanstelling meer worden gegevende in
spectie zou er terecht tegenop komen Trouwens al zou een
vaste aanstelling kunnen worden gegeven, dan zou dat nog
niet beteekenen, dat de heer Plasman/pensioengerechtigd
werd. Hoe op een andere manier de heer Plasman zou
zijn te helpen, is spr. niet duidelijk.
De heer HORNIX geeft toe, dat Burgemeester en Wet
houders met de verordening in de hand, dus formeel, gelijk
hebben, maar het betreft hier slachtoffers van de reorgani
satie, die zonder eenige vergoeding aan den dijk worden
gezet. Z.i. is er een onrechtvaardigheid ten opzichte dezer
menschen begaan. Spr erkent, dat Burgemeester en Wet
houders op een verzoek tot vaste aanstelling van den heer
Plasman niet kunnen ingaan, doch daarom heeft hij een