21 DECEMBER 1920.
805
De heer ZIJLMANS wijst er op, dat op pag. 3 van het
concept-schrijven de beschikbaarstelling van het terrein alleen
verzocht wordt voor de oprichting van noodwoningen. Bij
een 'eventueel gunstige beschikking zijn we dus gedwongen
om noodwoningen te bouwen. Spr. waarschuwt daartegen
hij vindt het beter peimanente woningen te bouwen en durft
houten woningen 'niet aan te raden. Bij de Staatsmijnen is
het iets anders, daar moet onmiddellijk in den woningnood
voorzien worden. Maar wanneer hier de woningnood dan
zoo nijpend is, verwondert het spr. dat het College al niet
eerder maatregelen genomen heeft om daarin te voorzien.
Spr. geeft in overweging om beschikbaarstelling van het
terrein te vragen voor den bouw van woningen, niet van
noodwoningen.
De heer HAALMAN noemt het voorstel van B. en W.
een stap in de goede richting hij heeft het beschouwd als
prae-advies op een vroeger door hem gedaan verzoek om
te pogen de beschikbaarstelling te verkrijgen van militaire
terreinen voor het bouwen van woningen. Spr. is het volkomen
met den heer Z ij 1 m a n s eens, dat permanente woningen
de voorkeur verdienen, doch was het maar waar, dat op
het exercitie-terrein zoodanige woningen gebouwd mochten
worden. Nu moet men in Godsnaam maar tevreden zijn, als
men er noodwoningen mag bouwen. De noodtoestand in
deze gemeente is genoegzaam bekend, laten we daarom zoo
het toegestaan wordt daar noodwoningen te bouwen deze
gelegenheid met twee handen aangrijpen. Spr. dringt er
echter nogmaals bij het College op aan, om tegelijkertijd
steun te verleenen aan permanenten woningbouw.
De heer GRUIJS vraagt in aansluiting van het betoog
van zijn partijgenoot, den heer Haalma n, of het hier alleen
een ,,beau geste" geldt of dat het werkelijk zal baten. Spr.
zou gaarne weten of B. en W. van den Minister reeds eenige
toezegging verkregen hebben, ten opzichte van de beschik
baarstelling van het terrein.