30 DECEMBER 1920. 819 De heer HOR NIX vraagt of het wel noodig is de com missie voor de openbare muziekuitvoeringen te doen voort bestaan, nu op 1 Januari a.s. het Stedelijk Muziekkorps ont bonden wordt. De VOORZITTER belooft, dat die zaak zal worden na gegaan. 13. Schrijven van Burgemeester en Wethouders, daarbij ter vaststelling aanbiedende een ontwerp verordening, rege lende de samenstelling en den werkkring der commissie van toezicht op het lager onderwijs, luidende als volgt Aangezien de Lager-Onderwijswet 1920 aan wier uit voering de gemeenteraden ten aanzien van verschillende „punten hunne medewerking hebben te verleenen in „werking treedt den isten Januari 1921, dient Uwe Raad „thans in de eerste plaats over te gaan tot de vaststelling „eener verordening regelende de inrichting en samenstelling „van de commissie van toezicht op het lager onderwijs. „Immers, artikel 176 der bovengenoemde wet houdt in, dat „het plaatselijk toezicht wordt uitgeoefend door Burgemees ter en Wethouders en dat de gemeenteraad ter nadere „verzekering van dat toezicht eene commissie instelt en „hare inrichting en samenstelling regelt met inachtneming „van het bepaalde in eenige daarbij genoemde artikelen. „Uit den aard der zaak, houdt de tegenwoordige commissie „van toezicht, gebaseerd op de Eager-Onderwijswet van 1857 „met ingang van 1 Januari a.s. van rechtswege op te bestaan. „Wij hebben derhalve de eer U hierbij ter vaststelling „aan te bieden eene ontwerp-verordening regelende de in lichting en samenstelling van de commissie van toezicht „op het lager onderwijs. „Ter nadere toelichting van dit ontwerp worde nog het „volgende vermeld „Art. 184 van meergenoemde wet schrijft voor, dat de in „te stellen commissie van toezicht uit ten minste vijf leden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 819