30 DECEMBER 1920. 841 opmerking maakte niet duidelijk is, hoe hij verbetering van den toestand van het marktwezen mogelijk acht, daar toch in de woorden „op een of andere wijze" bezwaarlijk de middelen kunnen worden gevonden, om het marktwezen te bevorderen. Ten slotte is het aan twijfel onderhevig of een rapport van zoo ouden datum als door hem bedoeld wel een goeden grondslag voor discussies kan bieden. Werkhedenreglement. Het lid, dat de klacht uitte, is in gebreke gebleven aan te toonen, welke wijze van georganiseerd overleg door hem wordt gewenscht. Overigens kan het College niet instemmen met de meening, dat bij de laatste loonregeling het overleg niet op goede wijze zou hebben plaats gehad. Aangezien met de organisaties zoowel mondeling als schriftelijk is onderhandeld, meenen Burgemeester en Wethouders, dat de gevolgde methode wel degelijk den naam van overleg verdient. Of er tenslotte aanleiding bestaat om tot wijziging van het vigeerende raadsbesluit in zake de 48-urige werkweek over te gaan staat ten slotte niet ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders. Raadsverslag. Reeds wegens de daaraan verbonden hooge kosten is het hier geopperde denkbeeld niet voor uitvoering vatbaar. Raadsstukken. Het mag aan de leden van den Raad bekend worden geacht, dat het gevraagde voor zoover het betreft de stukken, uitgaande van Burgemeester en Wethouders in den laatsten tijd in steeds meerdere mate bereids geschiedt. Het College wenscht echter op te merken, dat het meerdere werk, bij vermenigvuldiging der stukken door middel van de cyclostyle, niet onderschat mag worden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 841