84 4 MAART 1920. De heer GRUIJS Daar wist ik niets van. De VOORZITTER wijst erop, dat de raad tot opheffing van het levensmiddelenbedrijf is overgegaan en dat daar mede de commissie ook geen reden van bestaan meer had. De heer GRUIJS Ik heb er niet eens een dankbetuiging voor gehad. Zonder verdere bedenking wordt alsnu conform het voorstel besloten. 20. Schrijven van burgemeester en wethouders, daarbij, naar aanleiding van een ingekomen voorstel van de com missie voor de ambachtsschool, in overweging gevende om,^ behoudens goedkeuring door den Minister, de toelage voor' den adjunct-directeur der ambachtsschool, te rekenen van 1 Januari 1920 te bepalen op f 200,— per jaar. Niemand der leden hiertegen eenige bedenking hebbende, wordt dienovereenkomstig besloten. 21. Prae-advies van burgemeester en wethouders op het adres van de wed, J. C. v a n der Pol, verzoekende toe kenning eener crisis-uitkeering, luidende als volgt „Naar aanleiding van het hierbij teruggaand om prae-advies „in onze handen gesteld adres van de weduwe J. C. van „der Pol, om toekenning eener crisis-uitkeering, hebben „wij de eer U het volgende te berichten. „De echtgenoot van adressante was voorheen tijdelijk „ambtenaar bij het levensmiddelenbedrijf. Hij werd met in- „gang van 1 November 1919 eervol ontslagen, doch kwam „reeds vóór den datum van ingang van het ontslag te over lijden. „Aan de weduwe werd toen het salaris uitgekeerd tot het „einde der maand, volgende op die, waarin het overlijden „plaats had, op dezelfde wijze als zulks geschiedt ten aan-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 84