30 DECEMBER 1920. 849 doch ik wil hieraan wel toevoegen, dat ik van eene derge lijke commissie niets verwacht en de meening blijf toegedaan, dat alleen een bezuinigingsinspecteur de oplossing kan brengen. Ik mag er op wijzen dat het Dagblad van Noord- Brabant in deze mijne meening deelde en dat de Bredasche Courant, eerst voorstandster der commissie, later tot een andere gedachte is gekomen en met klem heeft aangedron gen op de benoeming van een bezuinigingsinspecteur. Moge de Raad ook tot een veranderd inzicht komen Wat betreft kasgeldleeningen hoop ik, dat die tot het meest noodzake lijke zullen worden beperkt, daar deze zeer veel aan rente kosten en alvorens af te stappen van het gebied der ge- meente-financiën, wensch ik nog te bespreken eene zeer be langrijke zaak, die in zeer nauw verband daarmede staat. In de ontvverp-begrooting Hoofdstuk III, afdeeling I, artikel 4 vinden wij een post geraamd ad. f 20.000.-— als opbrengst belasting voor gebruik van openbare gronden en wateren. M. d. V., ik kan mijn sanctie aan die post niet verleenen, aangezien ik nog niet weet wat dit worden zal. Mijns inziens had de Wethouder minstens tegelijkertijd met de begrooting zijn voorstellen aangaande deze belasting bij den Raad moeten indienen, dan hadden we iets geweten. Ik kan geen verantwoordelijkheid aanvaarden voor iets dat ik niet ken. Wordt deze post aangenomen dan zitten we vast aan een belasting, waarvoor wellicht de meerderheid van den Raad niets gevoelt. Ik geef den Wethouder dan ook in overweging, deze post voorloopig terug te nemen en spoedig zijne be trokken voorstellen bij den Raad in te dienen. Wel echter wensch ik voorloopig te waarschuwen, dat voor deze soort van belastingheffing voorzichtigheid is geboden en wensch ik te wijzen op het pas genomen besluit in hoogste instantie in zake eene belasting op erkers en balcons en ten slotte wil ik behandelen het voornaamste punt der gemeente-finan- ciën den Hoofdelijken Omslag. Nu weten we niets omtrent het te heffen percent en ook niet of Burgemeester en Wet houders genegen zijn de verordening te wijzigen, waar de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 849