4 MAART 1920. *85 „zien van ambtenaren, die in vasten dienst der gemeente „komen te overlijden. „Het beginsel, dat aan het doen eener crisis-uitkeering „ten grondslag ligt, is geen ander dan om te voorkomen, „dat ambtenaren of beambten, die door de opheffing van „een crisisbedrijf buiten betrekking geraken, aanstonds zon- „der eenige verdiensten zouden zijn. „Daardoor worden zij tevens in de gelegenheid gesteld „naar eene andere betrekking om te zien. „In geen geval kunnen voor zoodanige uitkeering in aan- „merking komen de nagelaten betrekkingen van een amb- „tenaar, die tijdens zijn diensttijd overlijdt. „Van inwilliging van het verzoek van adressante kan dus „geen sprake zijn. „Wijl bovendien ten opzichte van dezen ambtenaar is „gehandeld op gelijke wijze alsof hij in vasten dienst der „gemeente ware, hebben wij de eer U voor te stellen op „het verzoek afwijzend te beschikken". Dienovereenkomstig wordt besloten. 22. Prae-advies van burgemeester en wethouders op adressen van personen, werkzaam geweest bij de houtbe werking, om toekenning eener extra-uitkeering, luidende als volgt „Om prae-advies stelde Uwe vergadering in onze handen „de adressen van de hieronder genoemde personen, werk zaam geweest bij de houtbewerking verzoekende in het ge- „not te worden gesteld van eene extra-uitkeering, op dezelfde „wijze als geldt voor personeel, dat in een crisisbedrijf is „werkzaam geweest. „De hierbedoelde verzoekers zijn H. K r u i z i n g a, op zichter, J. C. R ij n b o u t, F. C. van B i e n e, A. W. „B o s t e r s, A. van Wieren en C. A. W i e g e r a a d, „werklieden. „Nog is bij ons college ingekomen een verzoek van gelijke

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 85