30 DECEMBER 1920.
861
„wikkeling van de dagbladpers. Wanneer werkelijk de kennis
„van de zaken der gemeente bij het publiek is toegenomen,
„hebben we dat aan de pers te danken."
en op blz. 82
„Het vooraf bekend maken en verkrijgbaar stellen van
„alle voorstellen die aan den Raad worden gedaan, zooals
dat in gemeenten van eenige beteekenis thans een vaste
„gewoonte is, schijnt van veel grooter gewicht. Slechts om-
„dat de stukken vooruit bekend zijn en in de pers bespro-
„ken kunnen worden, kan zich een publieke opinie vormen."
Burgemeester en Wethouders zullen dus moeten doen,
alles wat kan bijdragen om de belangstelling voor de ge
meente, hare bemoeiingen op te wekken.
Nog een zaak het beleid van Burgemeester en Wethouders
rakende, wensch ik hier ter sprake te brengen. Ik betreur
het, dat Burgemeester en Wethouders bij de laatste vacature
voor het Burgerlijk Armbestuur mijn partijgenoot Gru ij s
niet als n°. 1 op de voordracht hebben geplaatst, te meer,
waar door U, M. de Voorzitter, in een vorige vergadering,
de billijkheid van een door mij daartoe gedaan verzoek was
beaamd. Maar ook de fractie „Schaepman" treft hier blaam,
de heer C e r u 11 i had reeds eenige malen toegezegd, dat
een en ander hunnerzijds zou worden bevorderd bij een
eventueele vacature en nu is door het stemmenaantal, uit
gebracht op mijn partijgenoot G r u ij s, bewezen, dat de
heeren van „Schaepma n" niet allen op G r u ij s heb
ben gestemd. M. de Voorzitter, ik heb hier vóór mij het
oprichtingsmanifest der Kiesvereeniging „Dr. Schaepman"
van 4 September 1916 en daarin lees ik
„Onze Kiesvereeniging is verdraagzaam, onze candidaten
„zullen trachten aan onze stad weer terug te geven de
„schoone eigenschap van verdraagzaamheid, want in dit op-
.zicht is Breda thans helaas erg indiscrediet geraakt. Wij
„erkennen dan ook het recht van andersdenkenden om naar
„evenredigheid in den gemeenteraad vertegenwoordigd te
„zijn en zullen naar omstandigheden in dien geest handelen."