802
3o DECEMBER 1920.
Ik had gemeend, dat de heeren ook in deze zaak naar
deze woorden zouden hebben gehandeld.
M. de Voorzitter, ik zou tal van zaken hier nog kunnen
bespreken, echter wil ik mij tot het thans behandelde be
perken. Tal van kleinere zaken kunnen nog bezien worden
bij de behandeling van de daarop betrekking hebbende arti
kelen. Daarom wil ik thans eindigen, niet echter zonder nog
één zaak te hebben aangeroerd, gen zaak, die ik zou willen
noemen de levenskwestie van onze stad, n.l. de herziening
der bestaande grensregeling. Ik weet dat Burgemeester en
Wethouders diligent zijn, toch kan dit mij niet weerhouden
om hen, hier bij deze aangelegenheid nogmaals toe te
roepen Mijne Heeren, wij Raad der gemeente Bredaver
trouwen er op, dat gij al uwe krachten zult inspannen, dat
ge niets zult nalaten te doen, wat kan bijdragen om deze
zoo intens belangrijke levenskwestie van onze dierbare stad
zoo spoedig mogelijk tot bevredigende oplossing te brengen.
Wij volgen uwe handelingen met spanning licht ons
zooveel mogelijk in gij weet, dat ge op onzen onver
deelden steun kunt rekenen. Moge dan weldra het tijdstip
aanbreken, dat Breda hare vleugels kan uitspreiden en eene
verbeterde grensregeling krijgt, waaraan zij zoozeer behoefte
heeft, om te worden de stad, zooals wij dit allen zoo gaarne
verlangen, een stad n.l. weieens genoemd het Haagje van
het Zuiden, maar ook een stad op industrieel en elk ander
gebied een sieraad van onze provincie, een der bloeiendste
en schoonste steden van ons land. M. de Voorzitter, ik geef
U de verzekering, dat ik en mijn fractie gaarne, zeer gaarne,
daaraan zullen medewerken. Mijne heeren, dit jaar spoedt
ten einde, moge het nieuwe jaar ons het nieuwe, grootere,
bloeiende Breda brengen. Ik heb gezegd.
De heer HORNIX zal geen politieke beschouwingen hou
den. Spr. wil de kwestie van den Hoofdelijken Omslag naar
voren brengen, welke door hem een goocheltoer wordt ge
noemd. De meeste posten der begrooting zijn slechts raming,