3o DECEMBER 1920. 863 de werkelijke uitkomsten wijken daar later dikwijls sterk van af. De sluitpost nu is het bedrag aan opbrengst van den Hoofdelijken Omslag en de daarmede verband houdende post voor Onvoorziene Uitgaven. Op deze begrooting bedra gen deze posten elk f 850.000, terwijl zij op de begrooting voor 1920 f450.000 en op die van 1919 f 350 000 bedroegen. Volgens deze cijfers zal dus, wanneer het totaal van het belastbaar inkomen gelijk blijft, de belasting over 1921 2,4 maal het bedrag van 1920 moeten opbrengen. Iemand, die over 1919 f 100.betaald heeft, zal dan nu f240. moeten betalen. Als gemeenteraadslid acht spr. zich geroepen te wijzen op den grooten sprong, dien het belastingpercentage maakt en vindt, dat, wanneer een middel gevonden kan worden om dat cijfer te beperken zulks niet achterwege mag blijven. En dan spreekt hij in dit verband de verwachting uit, dat het eventueel meerdere van het Rijk te ontvangen bedrag aan financieele hulp in mindering gebracht zal wor den van het te ontvangen bedrag ad f 850.000 aan H. O. De post „Onvoorziene Uitgaven", welke zooals vermeld verband houdt met het bedrag van den H. O., is dit jaar eveneens buitengewoon hoog genomen spr. zal een poging wagen om dat groote bedrag naar beneden te halen en derhalve voorstellen dien post met f 50.000 te verminderen. De heer F. SCHRAUWEN wenscht, in aansluiting met het schitterend betoog van zijn partijgenoot den heer Haaiman, wiens rede volgens spr. als zij in de Fransche Kamer ware gehouden, ongetwijfeld aangeplakt zou zijn ge worden, nog op te merken, dat de klacht, dat de leden der S. D. A. P. in den Raad redevoeringen houden alleen om propaganda te maken voor hunne beginselen, ongegrond is. Wanneer spr.'s partij er naar streeft om op de gemeentelijke politiek haar stempel te drukken, is het niet zoo vreemd, als zij met voorstellen komt, waarin hare beginselen tot uiting komen. De tegenstanders dier partij komen steeds meer voor een moeilijk dilemna te staan, want door zich

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 863