86 4 Maart 1920. strekking van den werkman j. Bakkers, hetwelk wij .hierbij mede aan Uwen raad ter beslissing wenschen voor ,te dragen. „Adressanten gronden hun verzoek blijkbaar op een vroeger ,door Uwen raad genomen besluit, waarbij aan een tweetal andere werklieden, die bij de houtbewerking zijn werkzaam .geweest, (van S t e e n en M e ij e r) in afwijking van ons prae-advies eene extra-uitkeering werd toegekend. „In dat prae-advies hebben wij genoegzaam laten uitkomen, ,dat de houtbewerking niet als een crisisbedrijf, bedoeld in ,de bekende circulaire van den Minister, was aan te merken, .zoodat er geene aanleiding bestond aan deze menschen ,eene extra-uitkeering te doen. „Ook hebben wij er de aandacht op gevestigd, dat deze .werklieden de laatste weken niet meer in dienst der ge- .meente werkzaam waren, maar voor rekening van particu lieren, door wie het hout was aangekocht, zijn blijven door- werken, zoodat elk dienstverband tusschen de gemeente en ,die werklieden verbroken was. „Wij achten het onnoodig deze feiten nader te belichten, ,wijl wij meenen, dat zij bij den raad voldoende bekend zijn. „In de door Uwen raad genomen beslissing op het ver- ,zoek van de werklieden van Steen en Me ij er kunnen ,wij geene aanleiding vinden, het vroeger door ons inge- nomen standpunt te wijzigen. „Mocht Uw raad evenwel eene andere zienswijze zijn toe- gedaan, dan wenschen wij er toch nadrukkelijk op te wijzen, ,dat niet voor eene extra-uitkeering in aanmerking kan komen de arbeider F. C. van B i e n e, die eerst op I ,Mei 1919 in dienst getreden is, alzoo op een tijdstip, toen ,de houtbewerking reeds geruimen tijd in liquidatie was. ,En nog minder zal daarop aanspraak kunnen maken de .adressant W i e g e r a a d, die op 26 April 1919 zelf ont- ,slag genomen heeft en alstoen in dienst getreden is bij de .Machinefabriek „Breda", voorheen firma Backer en Rueb".

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 86