868 30 DECEMBER 1920. „eene kleine vergoeding zou kunnen worden gevorderd „noodigt Burgemeester en Wethouders uit een desbetreffend „voorstel bij den Raad in te dienen en gaat over tot de „orde van den dag." De heer A. SCHRAUWEN zal zeer kort zijn en wenscht niet in te gaan op het betoog van den heer Haaiman. Spr. wil alleen opmerken, dat de heer Haaiman heeft voortgebouwd op een lezing van zijne uitlatingen, welke niet juist de bedoeling daarvan weergeeft; spr. heeft slechts de mogelijkheid van samenwerking tusschen zijn fractie en de S. D. A. P. overwogen. Wat de kwestie van het intellect betreft, ten opzichte daarvan behoeft de heer Haaiman spr's. fractie niets te verwijten. Juist bij de S. D. A. P. berust de leiding uitsluitend in handen van intellectueelen en niet in die van de arbeiders. De heer FEBER, de financieele opmerkingen van de heeren Haaiman en H o r n i x beantwoordende, zegt dat de heer Haaiman, ten aanzien van diens geste in zake het beleid van vroegere gemeentebesturen geen verweer van zijn kant zal hooren. De heer Haaiman heeft voorts gezegd, zijn stem niet te kunnen geven aan de post groot f 20.000, rechten voor het gebruik van openbaren gemeentegrond en water. Spr. wijst er op, dat de desbetreffende verordening reeds bestaat en dat de post slechts een raming is. De meerdere raming is een gevclg van een voorstel dat gereed ligtderhalve met te verwachten meerdere opbrengst. Ge schrapt kan de post niet worden, alleen zou een voorstel tot vermindering daarvan kunnen worden gedaan. Ten tweede de kwestie van den aftrek voor noodzakelijk levensonderhoud bij den H. O. de heer Haaiman vindt den aftrek van f 400,en f 600,— te gering, maar deze vergeet den kinderaftrek. De consequenties van het voorstel van den heer Haaiman zijn niet te overzien, men kan daarbij voor allerlei verrassingen komen te staan. Spr. zou dan ook den Raad willen adviseeren, voor het tegenwoordige

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 868