902 3° DECEMBER 1920, De VOORZITTER geeft nadere toelichting. De heer HAALMAN wil volmaakte vrijheid voorbehouden. Art. 4-A De heer KANTERS constateert, dat het recht voor het ledigen van beerputten f 1.is gebleven. Spr. wil daar meer uithalen door het tarief te verdubbelen. De heer KLUFT merkt op, dat er verschillende huizen zijn waar de beerput nooit geledigd wordt, het ware wen- schelijk daar een onderzoek naar in te stellen. De VOORZITTER zegt toe, dat met beide opmerkingen rekening zal worden gehouden. De heer CLEMENT wil er nog even de aandacht op ves tigen, dat er zelfs aan de Haven een pand van de gemeente staat, waar herhaaldelijk overstorting van de beerput plaats heeft. Art. 5^. De heer KORTEWEG wijst er op, dat hier het havengeld nog steeds 2 ct, bedraagt, volgens een oude bepaling van het jaar 1865, terwijl er in andere plaatsen 6 a 7 ct, per ton wordt geheven. Spr. dringt op verhooging aan. De VOORZITTER deelt mede, dat een herziening in deze juist in onderzoek is. De heer KLUFT zag gaarne gelden geheven worden voor het plaatsen van steigers. De VOORZITTER zegt, dat zulks bij de heffingsverordening geregeld kan worden. Art. 6c. Keurloon e n. Een lid gaf in overweging keurloonen te heffen van vee en vleesch en deze heffing ook toe te passen op hetgeen in deze gemeente wordt ingevoerd. ANTWOORD Art. 6c. Aangezien de invoering van de nieuwe keurings-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 902