4 MAART 1920.
geheel in denzelfden vorm te worden gebouwd. Een woning
is toch geen school Spr. gelooft dat de breedte van de
straat voldoende is en hij kan zich met het plan zeer wel
vereenigen.
De VOORZITTER gelooft, dat met dezen opzet zeer goed
werk is geleverd. Spr. constateert dat tegen het plan zelf
geen bezwaar bestaat. Hij meent ook, dat over den smaak
niet te twisten valt. Spr. die intusschen het maandblad
„Wendingen" heeft ingezien wijst hierop, dat daarin scholen
van twee verdiepingen zijn afgebeeld, terwijl deze school
slechts één verdieping hoog wordt. Aan symmetrie moet men,
aldus spr., niet te veel vasthouden.
De heer ZIJLMANS zegt, dat hij „Wendingen" alleen ge
toond heeft voor de Hollandsche architectuur. Hij meent,
dat de daarin afgebeelde gevels heel wat beter zijn dan de
ontwerpen voor de school. Spr. blijft er bij, dat deze laatste
specifiek-Duitsch is. Spr. zou willen voorstellen, dat er een
nieuw ontwerp voor den gevel gemaakt wordt.
De heer KORTEWEG meent, dat bij een hoogte van de
school van 20 M. een straatbreedte van 12 M. veel te smal is.
Dan ziet men niets van het gebouw.
De heer LIJDSMAN 12 M. tusschen de trottoirs
De VOORZITTER gelooft, in aanmerking nemend ook
het Postkantoor, dat de hoogte van de school in overeen
stemming is met de breedte van de straat.
De heer HAALMAN wijst nog eens op het gebrek aan
symmetrie. Aan den eenen kant van den ingang zijn drie
ramen, aan den anderen kant vijf. Spr. geeft toe, dat het
een kwestie van smaak is en dat hij geen technisch man is.
De heer F. SCHRAUWEN is eveneens voor een nieuw