102
25 FEBRUARI 1921.
De heer KLUFT vindt, dat de heer Haaiman het hier
gesprokene beter in de vergadering van de Gascommissie
had kunnen zeggen. Voorts bevreemdt het spr., dat de heer
Haaiman als lid dier commissie, welke eenparig tot een ver
laging van 1 cent besloot te adviseeren, thans komt met een
voorstel tot een verlaging met 2 cents. Spr. wijt zulks aan
zucht tot het maken van propaganda of iets dergelijks.
De heer A. SCHRAUWEN constateert, dat thans blijkt,
dat de Gascommissie niet unaniem tot de voorgestelde prijs
verlaging heeft geadviseerd.
De heer HAALMAN beroept zich op den Voorzitter
der Gascommissie, dat hij bij de behandeling van deze zaak
zijn standpunt heeft voorbehouden.
De heer LIJDSMAN deelt mede, dat de heer Haaiman
inderdaad zijn standpunt in deze heeft voorbehouden, totdat
hij de becijfering van den Directeur zou hebben ingezien.
De heer CLEMENT vraagt, waarom die becijfering niet
aan de geheele commissie is overgelegd, doch alleen aan
den heer Haaiman.
De heer LIJDSMAN acht het niet voorzichtig om ineens
zoover te gaan als de heer Haaiman wil men houdt
dan geen reserve over. De volgende maand kan men de
zaak immers weer onder de oogen zien en alsnog tot verdere
verlaging overgaan. De berekening van den Directeur is
thans absoluut onjuist; de kolenprijzen zijn weer stijgende,
nl. van f 26.tot f 30. a f 32.per ton. Wat de con
currentie met de petroleum betreft, spr. is het op dit punt
volkomen met den heer Haaiman eens, doch spr. meent
voorzichtigheidshalve te moeten aanraden, niet ineens tot
het uiterste te gaan
De heer HAALMAN hoopt, dat de heer Kluft thans