ioö 25 FEBRUARI 1921. „telijke subsidie, zoodat zij feitelijk geheel op de financiën „der gemeente zijn aangewezen. „Het wil ons voorkomen, dat hier niet de juiste weg „wordt bewandeld. „Naar onze meening behooren de vereenigingen, hetzij „uit eigen middelen, hetzij door steun van particulieren of „bijzondere instellingen, zich allereerst de medewerking te „verzekeren van hen die in deze hunne bijzondere belang stelling hebben getoond en zal de gemeente alleen aan vullend of aanmoedigend behooren op te treden. „Wijl het thans echter subsidie-aanvragen betreft voor „cursussen, welke reeds geëindigd zijn, zouden wij er in „kunnen bewilligen, indien aan elk der beide vereenigingen „alsnog over het jaar 1920 eene bijdrage werd verleend van „f 300.doch wij zouden hieraan de mededeeling willen „toevoegen dat de adresseerende vereenigingen voor volgen- „de jaren alleen dan op eenige subsidie van gemeentewege „zullen kunnen rekenen indien a. „het aantal deelnemers aan den cursus ten minste 20 „bedraagt b. „de cursus gedurende ten minste drie achtereenvol gende maanden en ten minste vier uren per week „wordt gegeven c. „het leerplan en de rooster van lesuren vooraf aan „de goedkeuring van Burgemeester en Wethouders „worden onderworpen d. „de belooning van het onderwijzend personeel niet „meer bedraagt dan waarop volgens de wet op het „lager onderwijs de onderwijzers bij het vervolgonder wijs per lesuur aanspraak hebben e. „na afloop van den cursus aan Burgemeester eri Wet houders een verslag alsmede eene gespecificeerde „rekening en verantwoording worden ingezonden. „De subsidie zouden wij dan bepaald willen zien op 50 °/j „van de uitgaven wegens belooning van onderwijzend per soneel, schoonhouden, verlichting en verwarming van school-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 106