122 2 5 FEBRUARI 1921. wil in afwachting daarvan het personeel een voorschot uit- lceeren van 4 weken loon. De VOORZITTER deelt mede, dat de herziening der .salarisregeling eenigszins is vertraagd door ziekte van den Commissaris van Politie. Het denkbeeld van den heer B o g- mans kan overwogen worden bij de terugwerkende kracht. Spr. hoopt, dat in de volgende vergadering deze zaak zal worden afgedaan. De heer BOGMANS wil gaarne geloof hechten aan deze toezegging, doch het politiepersoneel moet dan weer 1 maand wachten. Spr. acht het geen bezwaar om nu reeds in afwach ting van die regeling een voorschot toe te kennen hij zal er een voorstel van maken. De VOORZITTER zegt, dat er geen sprake is van een noodtoestand. De zaak kan toch behandeld worden bij de spoedige regeling van de politieloonen. De heer KORTEWEG merkt op, dat de ambtenaren inder tijd x maand extra-salaris hebben gehad en de werklieden 4 weken loon zonder aftrek. De heer BOGMANS acht zulks voor het politiepersoneel ook niet onmogelijk. De VOORZITTER wijst er op, dat art. 12 van het Regle ment van Orde zeer terecht verbiedt een dergelijk voorstel zoo maar onbekookt te behandelen. De heer A. SCHRAUWEN herinnert er aan, dat hij het vorig jaar bij het toekennen van extra-uitkeeringen aan de ambtenaren en de werklieden gewaarschuwd heeft voor conse quenties. Overigens verklaart spr. zich bij den heer B o g- m a n s aan te sluiten. De VOORZITTER is overigens van meening, dat de politie inderdaad geen reden tot klagen heeft, daar er korten tijd

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 122