138 22 MAART 1921. „het bestaande loon, vermeerderd met den toeslag van f 7. „berekend over het tijdvak van 1 October 1920 tot 1 April 1921. „Voorts zoude ondergeteekende, wat de inspectie en het „administratief personeel aangaat, eveneens terugwerkende „kracht willen zien verleend tot 1 October 1920, echter met „dien verstande, dat de extra-uitkeering voor den adjunct- „inspecteur der recherche welke rang in de voorgestelde „regeling vervalt wordt bepaald op f 100. „Omtrent de kosten, aan de regeling verbonden, moge „het volgende worden opgemerkt. „Het jaarlijksche bedrag, met de bestaande salarisregeling „(vóór de voorloopige verhooging met f 7.in Mei j.l.) „gemoeid, bedroeg f 147.925. „De nu voorgestelde regeling doet dat bedrag stijgen tot „f 191.947.(De voorloopige verhooging met f7.bracht „het bereids tot f 181.017. „Begrijpt men in het bedrag hetgeen aan diplomagelden, „kleedinggeld en vacantiebijslag wordt toegekend, dan komt „men tot een bedrag van f 196.353. „Het valt niet te ontkennen, dat dit bedrag, ook in ver houding tot het aantal inwoners groot is. „Te meer mag worden gevorderd, dat aan de uitoefening „van den dienst zoo weinig mogelijk ontbreke en een ieder „ten deze zijn plicht versta. „De Burgemeester van Breda, „VAN SONSBEECK." De heer KANTERS zegt het volgende Mijnheer de Voorzitter, het spijt mij, dat ik me met het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet kan vereeni gen. Het is hiiet onzeker, dat er goeds in het voorstel zit, doch ik wensch slechts mijn stem te doen hooren tegen elke loonsverhooging, welke dan ook. Wij leven tegenwoordig in een tijd van algeheele depressie de verschillende takken van industrie weten niet hoe het personeel aan den gang te houden, er heerscht eene enorme

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 138