22 MAART 1921.
149
mans betoog is, dat deze de menschen thans wil helpen,
welnu spr. wil dat ook.
De heer CERUTT1 had het wel wenschelijk gevonden,
indien deze salarisregeling in handen ware gesteld van de
zelfde commissie, die indertijd ook over de voorstellen om
trent de werklieden-loonen is gehoord. Spr. zal daarom het
voorstel van den heer Haaiman om deze zaak aan te
houden steunen.
De VOORZITTER kan er geen aanleiding toe vinden om
met dit voorstel een uitzondering te maken. Salariskwesties
als deze kunnen hier na hetgeen is voorafgegaan toch wel
besproken worden, de Raad heeft daarin, inderdaad de
noodige oefening gehad en daar de voorgestelde regeling
voor de politie-beambten geheel past in het kader der reeds
vastgestelde loonen, acht spr. de behandeling van deze ma
terie des te gemakkelijker.
De Raad heeft een leidraad in de andere salarisherzie
ningen. Het komt spr. dan ook niet wenschelijk voor in deze
een uitgebreid afdeelingsonderzoek in te stellen of een com
missoriaal rapport te doen uitbrengen. Wil men echter de
zaak tot een volgende vergadering uitstellen, dan moet de
Raad dat weten, doch hij mag het toch nimmer doen om
de menschen daardoor 4 weken loon in den zak te schuiven.
De heer GRUIJS zegt, dat het niet de bedoeling is om
de belanghebbenden 4 weken loon in handen te spelen en
de zaak verder uit te stellen tot Sint Juttemis. Integendeel,
de kwestie moet zoo spoedig mogelijk worden afgedaan, doch
het komt spr. voor, dat het zoowel in het belang van het
politie-personeel als in dat van des Voorzitters eigen voorstel
Is! de zaak op kalme wijze te behandelen spr. is desnoods
bereid de kwestie in besloten vergadering te bespreken. De
Raad weet echter thans niets van de ingekomen amende
menten af.
Den heer LIJDSMAN verwondert het zeer, dat nu het
College met een voorstel tot afwerking komt, men dit weer