22 MAART 1921. 153 lacht om de wijze, waarop de adjunct-inspecteurs hun dienst uitoefenen, maar spr. heeft bezwaar tegen te groote con trole, waardoor die menschen niet veel te doen hebben. Er zijn hier n.l. al 4 adjunct-inspecteurs en 8 hoofd-agenten ter controle. Ook heeft spr. niet gezegd geen vertrouwen te stellen in den Burgemeester, doch spr. wil de bevoegdheid omtrent het bepalen van het aantal adjunct-inspecteurs aan den Raad houden. Wat de vergelijking van Breda met Dordrecht en Nijmegen betreft, welke de Voorzitter heeft gemaakt, deze steden hebben meer inwoners dan deze gemeente. Spr. vestigt nogmaals de aandacht op Maastricht, dat toch ongetwijfeld een moeilijker grensgemeente is dan Breda, maar er slechts 27 agenten op na houdt. Ten slotte verklaart spr. zijn voorstel in zake het aantal inspecteurs en adjunct-inspecteurs te handhaven. De VOORZITTER vraagt, vanwaar de heer Cerutti zijn gegevens omtrent Maastricht heeft. De heer CERUTTI deelt mede, ze aan het jaarverslag dier gemeente over 1919 ontleend te hebben. De VOORZITTER gelooft dat in Maastricht kort geleden de 8-urige diensttijd is ingevoerd en betwijfelt of in verband daarmede genoemd cijfer thans nog wel juist is. Uier is het 3-ploegenstelsel. Elke ploeg heeft een adjunct-inspecteur en een hoofdagent ter controle. Die menschen moeten echter ook op tijd hun vrije dagen hebben en buitendien is het noodig, dat er steeds personeel voor speciale diensten be schikbaar blijft. Spr. stelt bijzonder prijs op een goede in spectie. De heer GRUIJS zou gaarne vernemen, wat toch die speciale diensten zijn, waarvoor een inspecteur en een adjunct beschikbaar moeten blijven. De VOORZITTER verklaart, dat op het bureau steeds iemand beschikbaar moet zijn voor de uitvoering van alle

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 153