22 MAART 1921. 155 Artikel 1 wordt hierop z.h.s. aangenomen. Artikel 2. De heer BOGMANS het woord verkregen hebbende, zegt het volgende Mijnheer de Voorzitter Ik wil thans een korte algemeene beschouwing houden, over het door Burgemeester en Wet houders saamgestelde voorstel, tot wijziging en verhooging, der loonen van het Politie-personeel. Ik wil dan op de eerste plaats erkennen, Mijnheer de Voorzitter, dat, wat betreft de verhooging van het maximum voor de agenten is,e klasse, het mij zeer goed bevredigen kan en over het algemeen, geloof ik gerust te mogen zeg gen, dat het Politiekorps voor wat betreft de agenten iste klasse zich met dit voorgestelde maximum wel kan ver eenigen. Doch, Mijnheer de Voorzitter, zoude het U en ook den Raad nu niet aangenaam zijn, wanneer hetzelfde ook gezegd kon worden van en door de agenten 2de klasse. U acht het onnoodig, Mijnheer de Voorzitter, dat het sa laris der agenten 2de klasse met meer dan 1 gulden wordt opgevoerd. Om welke reden U zulks onnoodig acht weet ik niet, doch dit is zeker, dat een agent 2de klasse dezelfde uitgaven heeft, als een agent iste klasse. Mijnheer de Voorzitter, het is daarom dan ook, dat door ons een amendement is ingediend. Wij wenschen het loon van den agent 2dc klasse een weinig verhoogd te zien. Wij vragen in ons amendement voor den agent gedurende het eerste jaar f 33.bij vaste aanstelling f 34.vervol gens afschaffing van het klassenstelsel en alsdan het loon Ie laten doorloopen tot f 41.Nu ik hier het cijfer noem van f 41.maximum, wil ik wel even opmerken dat wij hier oogenschijnlijk minder vragen, dan door Burgemeester en Wethouders als maximum wordt voorgesteld. Dit, Mijne Heeren, is echter niet het gevalmen heeft kunnen bemer ken, dat de door ons ingediende amendementen niet los

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 155