J
5 APRIL 1921.
181
weest, dat Burgemeester en Wethouders hun voorstel, alvorens
het in den Raad te brengen, in handen hadden gesteld van
de commissie ad hoe, welke ten vorigen jare bij de salaris
herziening van de gemeente-ambtenaren is opgetreden. Dit
voorstel verwondert spr. te meer, daar hij den Voorzitter
kent als een vijand van het aanbrengen van partiëele wijzi
gingen in salarisregelingen, wijl daardoor zoo licht het even
wicht in de onderlinge verhouding der groepen wordt ver
broken.
De heer KORTEWEG kan zich volkomen bij het ge
sprokene door den heer Haaiman aansluiten. Juist in de
groepen VI en VII, welke bij de voorgestelde wijziging zijn
uitgeschakeld, zijn de technische ambtenaren ingedeeld, die
volgens spr. het meest moeten verdienen. Spr. vraagt of het
niet mogelijk is, dat het voorstel teruggaat naar een com
missie ad hoe.
De heer A. SCHRAUWEN zegt, zich met het oog op het be
lang van de bij de voorgestelde wijziging betrokken ambtenaren
niet te mogen aansluiten bij den door de vorige sprekers ken
baar gemaakten wensch om dit voorstel alsnog in handen te
stellen van een commissie. Men moet bedenken, dat de in deze
groepen ingedeelde ambtenaren noodlijdend zijn, zij hebben
met tekorten te kampen en daarom mag men z. i. dien toestand
nog niet langer doen voortduren door de behandeling van dit
voorstel uit te stellen. Hoewel spr. het College dankbaar is
voor de ingediende wijzigingsvoorstellen, moet hij toch de op
merking maken, dat de in groep V vervatte personen daarbij
met een kluitje in het riet worden gestuurd. In plaats van
een periodieke verhooging van f 100.— zullen zij voortaan
maar telkens met f 75.vooruit gaan, waardoor zij gedu
rende 8 jaren op hetzelfde salaris zullen blijven staan, het
welk zij thans genieten. Spr. noemt zulks een onbillijkheid
en meent dat deze te ondervangen zou zijn indien Burge
meester en Wethouders iets verder zouden willen gaan en
de salarisgrenzen der onderscheidene groepen als volgt deden