184
5 APRIL 1921.
De heer KORTEYVEG verklaart bij zijn meening te blijven,
dat het technisch personeel bij deze salarisherziening in een
hoek wordt gedrukt.
De VOORZITTER zegt, dat er niet zooveel, tegen is, om
dit voorstel aan te houden, doch men moet daarbij niet uit
het oog verliezen, dat het niet zoo gemakkelijk zal zijn tot
een alleszins bevredigende oplossing te geraken, daar men
toch bij één groep moet uitscheiden, tenzij men de heele
zaak onder de oogen wil zien.
Den heer LIJ DSM A V komt het voor, dat, wanneer men
met de wenschen van den heer Korteweg rekening wil
houden, men wel de geheele salarisregeling kan gaan herzien.
De heer KORTEWEG zou het onderhavig voorstel nu
willen aannemen en aan een commissie opdracht willen
geven, om de salarisgrenzen der overige groepen te herzien.
De VOORZITTER vraagt den heer Korteweg of deze
een voorstel in dien zin zal doen.
De heer KORTEWEG bevestigt zulks.
De heer A. SCHRAUWEN zegt, dat al is de schaal,
waarop het voorstel van Burgemeester en Wethouders is
gebaseerd, nog zoo mooi, hij hierin geen bezwaar ziet om
het maximum van groep V met f 100. te verhoogen. De
werklieden van de 5e loonklasse loopen tot een maximum
van f 2082.terwijl de opzichters van groep V daar f 100.
beneden blijven. Spr. geeft derhalve in overweging het maxi
mum van groep V met f 100 te verhoogen.
De VOORZITTER kan er niet op ingaan één groep nog
afzonderlijk te verhoogen. Men moet bedenken, dat dit voor
stel het resultaat is van ernstige studie gaat men nu wille
keurig één groep afzonderlijk verhoogen, dan wordt de logische
orde daardoor verbroken. Wil men deze zaak aanhouden,