5 APRIL 1921.
187
De VOORZITTER deelt mede, dat zulks bijna niet voor
komt.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt daarna zonder hoofdelijke stemming aange
nomen.
12. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, waarbij
de huurwaarde der ambtswoningen voor hoofden van scholen
voor de jaren 1919 en 1920 wordt vastgesteld als volgt
„Volgens art. 26 quinquies, 5e lid, der voormalige Lager-
„onderwijswet behoort alsnog de huurwaarde te worden vast
gesteld van de woningen der hoofden van scholen, die in
„het genot zijn van vrije woning.
„De vaststelling dezer huurwaarde is noodig in verband
„met de korting, welke dientengevolge op de wedde over de
jaren 1919 en 1920 moet worden toegepast.
„Voor 1921 en volgende jaren geldt hetgeen daaromtrent
„in het Bezoldigingsbesluit van 16 December 1920 (Stbl.
„110. 899) is bepaald. Volgens deze bepaling moet op de
„bezoldiging van hen, die in het genot zijn eener ambts
woning, een aftrek worden toegepast van 15 tenzij de
„ambtenaar aantoont, dat de huurwaarde zijner woning,
„bepaald naar art. 18 der wet op de personeele belasting,
„minder bedraagt dan de aftrek, in welk geval deze op het
„bedrag van die huurwaarde wordt gesteld.
„Nu zijn in deze gemeente 4 hoofden van openbare scho-
„len, die in het genot zijn eener ambtswoning, zoodat alsnog
„de huurwaarde hunner woningen behoort te worden vast
gesteld.
„Vóór 1919 was die huurwaarde door den gemeenteraad,
„onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten, bepaald als
„volgt
„Houtmarkt op f 315.
„Boschstraat 450.
„Nieuwe Huizen 300.
„Kloosterlaan 300.