194
5 APRIL 1921.
gaan slechts eep enkeling heeft 'uit eigen beweging zijn
stoep aangeboden. Spr. zegt maling te hebben aan de juristerij,
welke van het standpunt uitgaat, dat de gemeente aan niets
meer gebonden is, nu de menschen-, die eertijds de stoepen
hebben afgestaan, niet meer in leven zijn. Die menschen
hebben wel degelijk die rechten geconditioneerd ook voor
hun nabestaanden. De billijkheid brengt daarom mee, die
stoepen niet te belasten. Om dit nog nader aan te toonen,
zal spr. één geval aanhalen, zonder den naam van betrokkene
te noemen. Ergens in de binnenstad was tot dusver achter
wege gebleven een stoep af te staan. Kort nadat de afstand
had plaats gehad vroeg de voormalige eigenaar ontheffing
van art. 14 der bouwverordening, welk verzoek werd inge
willigd ten einde hierdoor te kennen te geven hoezeer die
afstand door de gemeente werd op prijs gesteld. Het betreft
hier inderdaad een eeuwigdurende erfdienstbaarheid, welke
blijft nawerken, ook al zijn bij den afstand betrokken eige
naars overleden. Spr. dringt er bij den Raad op aan, zijn
amendement aan te nemen voor de binnenstad.
Den heer LOOMANS kan het antwoord van Burgemeester
en Wethouders op zijn amendementen absoluut niet bevre
digen. Op blz. 3 art. 6 kan het woord „dergelijke" erg breed
worden opgevat, zelfs een naambordje zou daardoor belast
kunnen worden en spr. is ervan overtuigd, dat elke dakgoot
minstens 22 cM. buiten den gevel uitsteekt. Vervolgens brengt
spr. de heffing op de zonneschermen ter sprake. Bijna alle
winkeliers ondervinden nadeel van de zon, een zonnescherm
is derhalve voor hen een noodzaak, het gaat dan ook volgens
spr. niet aan die schermen te belasten. Evenzoo is het met
de heffing op de reclameborden e.d. gesteld. Reclame-maken
is de ziel van den winkelstand, het inkomen van den han
delaar kan er door stijgen en de gemeente profiteert daarvan
door hoogeren aanslag in de gemeentelijke-inkomstenbelasting.
Ook het belasten van rioolaansluitingen acht spr. uit den
booze. Men is gedwongen zich aan het gemeenteriool te