5 APRIL 1921. 195 doen aansluiten, want waar zou men anders met het afvoer- water moeten blijven. Liet men het in den tuin loopen, dan zou men het Woningtoezicht eens hooren. Hetzelfde geldt voor de heffing op de beerputten in gemeentegrond. Deze putten zijn een gevolg van de afschaffing van het tonnen stelsel en niet ieder is in de gelegenheid een put aan te leggen in een eigen tuin. Men is dus in de meeste gevallen verplicht den put in gemeentegrond te leggen. Ten slotte uit spr. de vrees, dat de administratiekosten plus de salarissen voor de ambtenaren, die met de uitvoering van deze veror dening zullen worden belast, meer zullen bedragen dan deze heffing zal opbrengen. De middenstand kan bij slot van rekening de dure belastingen maar betalen. De heer HORNIX meent, dat de Raad beter zou doen om, nu de heer F e b e r, de ontwerper der verordening, afwezig is, tegenover hem de égards in acht te nemen en de discussies uit te stellen. De VOORZITTER zegt, dat de heer Feb er, wiens mee ning door het College werd gevraagd, gaarne de zaak ziet afgedaan. De heer MARTENS deelt de bezwaren, welke tegen de Voorgestelde heffing op de zonneschermen zijn ingebracht spr. zou daaraan ook nog de fietsenrekken willen toevoegen. De café- en restauranthouders worden door deze verordening te zwaar belast. De heer HAALMAN herinnert er aan, dat, toen bij de behandeling van de begrooting voor 1921, daarop een post ad f 20.000 voorkwam als opbrengst van deze heffingen, hij erop heeft aangedrongen dien post terug te nemen, aange zien men toen nog niet kon weten wat dit worden zou. De Raad besloot echter den post te handhaven. Hedenmiddag is gebleken, dat spr. toen goed heeft gezien men moet n.l. een dergelijke belasting eerst kennen alvorens een begroo-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 195