5 APRIL 1921.
197
niets tegen het belasten van zaken, welke beslist inhouden
het gebruik van openbaren gemeentegrond hij moet zich
echter op grond van het arrest van den Ploogen Raad d.d.
30 Dec. j.l. ten sterkste verzetten tegen de bepalingen voor
gesteld onder de alinea's 50, 6", 7», 8\ 90, io\ De kwestie
van de zonneschermen dient nog nader onder de oogen te
worden gezien, doch het is buiten kijf, dat van plinten boven
den grond niemand last kan ondervinden.
De VOORZITTER dringt aan op beperking der discus
sies en verzoekt niet in herhalingen te treden.
De.heer KORTEWEG kan zich niet geheel met het ont
werp vereenigen. Wel voor zoover het voorwerpen op, 111 en
door, doch niet waar het objecten boven den grond betreft,
wijl door dit laatste alleen de middenstand wordt gedrukt.
De heer MARTENS merkt op, dat de palen van den
A.N.W.B. niet in de verordening zijn opgenomen.
De heer KLUFT is het met de voorstellen omtrent het
belasten van beerputten volkomen eens en vindt ook een
balconbelasting billijk. Spr. kan zich echter niet vereenigen
met een heffing op plinten, terwijl een belasting op kelder
luiken hem weer wel gewenscht voorkomt. Over het be
lasten van zonneschermen en fietsrekken wil hij niet spreken,
zooiets noemt spr. onzinnig.
De VOORZITTER wenscht een en ander in het midden
te brengen ter verdediging van de voorstellen van Burge
meester en Wethouders tegen het zware geschut" van den
heer Cerutti en het „lichtere" van andere sprekers. Spr.
begint met op den voorgrond te stellen, dat het altijd een
impopulair werk is om nieuwe belastingen voor te stellen
en aan te nemen. De geldmiddelen eischen echter dringend
voorziening en de Raad moet het derhalve goed vinden als
Burgemeester en Wethouders met voorstellen in dien zin