5 APRIL 1921.
199
neer. Naambordjes vallen natuurlijk niet onder deze belasting.
Dat reclame maken aan een betere positie kan helpen, geeft
spr. volkomen toe, doch hij vindt het billijk, dat van het
meerdere, dat daardoor verdiend wordt wat wordt afgestaan
aan de gemeenschap. Hetzelfde geldt voor de fietsrekken.
Wat ten slotte de opmerking van den heer Haaiman in
zake het heffen van rechten bij vliegwedstrijden betreft, het
is natuurlijk dwaasheid om het onmetelijke te gaan meten.
Men moet de artikelen goed lezen en dan ligt het voor de
hand, dat het hierbij gaat om de plaats waar de vlieg
machines opgaan en neerkomen en het publiek wordt toe
gelaten.
De heer CERUTTI antwoordt den heer Haaiman, dat
de politieverordening aangeeft, hoever een zonnescherm boven
den beganen grond moet zijn aangebracht. Het toezicht
daarop laat echter veel te wenschen over en het is dan ook
alleen hieraan te wijten, dat spr. al eens zijn hoed heeft
gestooten tegen het prikkeldraad van een zonnescherm.
Voorts wijst spr. er den heer Loomans op, dat het heffen
van een recht op beerputten reeds bestaat en dus niets
nieuws is.
Spr. handhaaft zijn bezwaren in zake de stoepenkwestie.
De gemeente was er destijds tuk op, de stoepen in eigen
beheer te krijgen en zou, wanneer bij den afstand de voor
waarde was gesteld, dat in de toekomst daarvan geen retri-
butiën geheven mochten worden, z. i. daar wel op zijn ingegaan.
De eigenaars hebben trouwens allemaal het een of ander
voorbehoud gemaaktéén heeft zelfs bedongen „mits de
afstand nooit eenige geldelijke verplichting tengevolge kan
hebben". Spr. is er ten stelligste van overtuigd, dat als die
menschen toen hadden kunnen bevroeden, dat zij nog eens
de kans zouden loopen rechten te moeten betalen voor het
hebben van objecten in hun voormalig eigendom, de ge
meente wel tegenkanting ondervonden zou hebben bij haar
pogingen om de stoepen in handen te krijgen. Dat de ge-