27 JANUARI 1921. 19 „wijze omtrent de wenschelijkheid, om al of niet tot eene „nadere regeling van het verbod in zake maskeering of ver- „momming in het publiek over te gaan. „Artikel 19 voormeld luidt thans als volgt „Het is verboden zich op den openbaren weg of in een „voor het publiek toegankelijke localiteit te vertoonen geheel „of gedeeltelijk gemaskerd, vermomd of op eenige andere „wijze onkenbaar gemaakt. Ten aanzien van geoorloofde „optochten kan door Burgemeester en Wethouders van het „in het i° lid bedoelde verbod ontheffing worden verleend." „De moeilijkheden, welke zich bij de toepassing voordeden, „waren van tweeërlei aard, gelijk de hierbij gevoegde af schriften van de arresten van 21 Juni 1920 van het hoogste „rechtscollege doen blijken. In het eene der hehandelde ge tallen werd aan de wijzigings-verordening werking ontzegd „op formeelen grond [(het gemis aan de bepaling van een „tijdstip van inwerkingtreding, waardoor de nieuwe regeling „op den dag der verbaliseering nog geen effect kon sor- „teeren)in het andere geval werd niet ingestemd met het „oordeel van den Kantonrechter, dat de term „voor het „publiek toegankelijke localiteit" afdoende kon waarborgen „de werking van het verbod ook ten aanzien van societeits- lokalen als waarvan in dat geval de rede was. Immers „anders dan de Kantonrechter leest de Hooge Raad het artikel „aldus, dat daarin verboden wordt zich in eene zaal gedu- rende den tijd, dat deze voor het publiek toegankelijk is ge- „maskerd enz. te vertoonen. „In dit arrest van den Hoogen Raad ligt geen aanwijzing of „dat College accoord zou gaan met de zienswijze, dat het tot de „bevoegdheid van den gemeenteraad behoort eene verbods bepaling als meerbedoeld ook te doen gelden voor den tijd, „dat de localiteit niet voor het publiek toegankelijk is, „Het is echter niet alleen deze overweging, die de Com- „missie voor de Strafverordeningen noopt tot het voorstel „dat straks zal volgen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 19