3,10
5 APRIL 1921.
bij de daaromtrent gehouden discussies gezegd, dat even-
tueele nadere, goed omschreven voorstellen gaarne spoedig
tegemoet werden gezien. Eerst thans hebben voorstellen ter
/.ake het Coftege bereikt, derhalve is het niet mogelijk ge
weest den Raad direct een advies te verschaffen.
Spr, vertrouwt echter, dat het College in de eerstvolgende
vergadering met een advies zal kunnen komen. Voorts wil
spr. nog even een misverstand ophelderen tusschen den heer
C e r u 11 i en hem over het aantal politie-agenten te Maas
tricht. Spr. heeft ter bevoegder plaatse nadere informaties
ingewonnen, waaruit is gebleken, dat het juiste getal niet is
27 en ook geen 60, doch 103, terwijl dit aantal geen verband
houdt met de onlangs plaats gehad hebbende annexatie, daar
het politiekorps toen slechts 'vermeerderd is met de veld
wachters der geannexeerde gemeenten. Vergelijkt men dit
getal met het aantal agenten te Bredadan is dit hier niet
groot, wanneer men daarbij in aanmerking neemt, dat deze
gemeente een druk verkeerscentrum is. Men had van den
heer C e r u 11 idie naar zijn zeggen de leiding der politie
zaken aan zich zelf zoo gaarne zou zien toevertrouwd, althans
juiste en degelijk gefundeerde gegevens mogen verwachten.
De heer CERUTTI zegt het verslag der gemeente Maas
tricht over het jaar 1919 geraadpleegd te hebben en daarin
stond het aantal politie-agenten op 60 vermeld. Spr. heeft
dan ook in de vorige zitting het getal 27 genoemd voor
Alkmaar en gezegd, dat er 60 agenten in Maastricht waren.
De VOORZITTER merkt nog op, dat zulks het aantal is
vóór de invoering van het drie-ploegenstelsel. Het laatste
gemeente-verslag van Maastrichthetwelk men hier ter be
schikking had, liep over het dienstjaar 1918. Spr. acht het
incident hiermede gesloten.
Rondvraag.
1. Vragen van den heer Haaiman, luidende als volgt: