5 APRIL 1921. 211 Ondergeteekende heeft de eer Uw College hierbij de na volgende vraag te stellen, welke hij gaarne in de eerstvol gende raadsvergadering van 22 Maart e.k. beantwoord zag. Kunnen Burgemeester en Wethouders aan den Raad me dedeeling doen omtrent den stand van zaken ten opzichte van de vleeschkeuring in deze gemeente en van het resultaat der gehouden conferenties en vergaderingen o.m. ook met de buitengemeenten over deze zaak Het lid van den Raad, P. HAALMAN. Toelichting. Waar toch in de Raadsvergadering van 26 Augustus 1920, door den Voorzitter van den Raad mededeeling is ge daan van verschillende besprekingen over deze aangelegen heid en waar naar mijne bescheiden meening hier wel van eenige urgentie mag worden gerept, wil het mij voorkomen, dat het inderdaad gewenscht is dat zoo spoedig mogelijk eene afdoende oplossing in deze worde verkregen. N.B. In verband met bovenstaande vraag en toelichting wensch ik nog even met belangstelling te informeeren of door Burgemeester en Wethouders reeds aandacht is ge schonken aan mijne in de raadsvergadering van 15 October 1920 gehouden interpellatie betreffende den invoer en ver koop van Argentijnsch vleesch, waarbij door den heer V o o r- 7. i 11 e r van den gemeenteraad werd toegezegd een en ander zoo spoedig mogelijk in overweging te nemen. Ondergeteekende heeft hierbij de eer UEdelachtbare be leefd te verzoeken Uwe medewerking te willen verleenen opdat hem in de a.s. raadsvergadering van Dinsdag 22 Maart de gelegenheid worde gegeven de navolgende interpellaties te mogen houden i. Betreffende het bestaande reglement van orde, waarbij door hem zal worden voorgesteld art. 12 van dit re-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 211