214
5 APRIL 1921.
De heer HAALMAN zegt, dat het reeds verschillende
malen is voorgekomen, dat de Voorzitter zich hoe
wel zeer terecht heeft beroepen op art. 12 van dat regle
ment. Spr. acht deze bepaling echter in strijd met de Ge
meentewet en is voornemens, wanneer de Voorzitter de
behandeling van zijn voorstel tot schrapping van dat artikel
hedenmiddag belet, eigenmachtig vernietigmg ervan bij de
Kroon aan te vragen.
De VOORZITTER antwoordt, dat het niet de bedoeling
is de behandeling van het voorstel te beletten, maar spr.
vindt het beter, dat de heer Haaiman zijn voorstel met
de toelichting, welke hij wil geven, schriftelijk indient, opdat
Burgemeester en Wethouders er in de volgende vergadering
behoorlijk advies over kunnen uitbrengen. De Raad staat
er nu geheel onvoorbereid tegenover.
De heer HAALMAN protesteert tegen deze wijze van
handelen hij wil zijn voorstel hier mondeling toelichten.
Het bewuste artikel mag z.i. geen minuut langer gehand
haafd blijven.
De heer KORTEWEG „Wij weten op het oogenblik van
dat artikel niets af!"
De heer HAALMAN „Het is uw plicht dat te weten
De VOORZITTER kan zich voorstellen, dat de heer
Haaiman zeer goed werk wil doen, maar laat deze zijn
argumenten schriftelijk indienen, dan kan de behandeling na
behoorlijke voorbereiding in een volgende vergadering plaats
hebben.
De heer CERUTTI geeft den heer Haaiman in het
belang van zijn eigen voorstel in overweging, de behandeling
daarvan uit te stellen en het schriftelijk toe te lichten.