29 APRIL 1921. 229 Burgemeester en Wethouders de meening van de Markt- commissie daaromtrent hebben vernomen. De motie van den heer Korte weg wordt hierop gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders om prae-advies. 14. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van onderwijzeressen aan de openbare scholen alhier, verzoekende aan de Kroon eene afzonderlijke belooning aan te vragen voor gegeven handwerkonderwijs buiten de gewone schooluren over 1920, luidende als volgt „De inhoud van het hierbij teruggaand, om prae-advies „in onze handen gesteld adres gaf ons aanleiding, ons „rechtstreeks te wenden tot den Minister van Onderwijs, „Kunsten en Wetenschappen, ten einde te mogen vernemen, „in hoever in het door adressanten bedoeld geval alsnog „op eene rijksvergoeding over 1920 zou kunnen gerekend „worden. „Zooals uit het hierbij overgelegd schrijven van den „Minister blijkt, kan het bepaalde bij art. 26 novies, 2e lid, „der lager-onderwijswet van 1878, over het jaar 1920 geen „toepassing meer vinden, zoodat van eene vergoeding „wegens gegeven lesuren buiten den gewonen schooltijd „geen sprake meer kan zijn. „Wij hebben de eer U derhalve in overweging te geven „aan adressanten, als beschikking op haar adres, mede te „deelen, dat blijkens bekomen inlichtingen van den Minister „geen afzonderlijke belooning wegens lessen, gegeven buiten „de gewone schooluren, over 1920 meer kan genoten „worden, zoodat er geen termen bestaan een daartoe strek kend verzoek tot de Kroon te richten." De heer GRUIJS zegt, dat, als hij de zaak goed begrepen heeft, die onderwijzeressen voor vier uur overwerk per week niets ontvangen. Spr. vraagt of daar nu niets aan te doen is.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 229