s?
230 29 APRIL 1921,
De VOORZITTER deelt mede, dat het college zich tot
den Minister heeft gewend, doch dat deze heeft medegedeeld,
dat van toepassing van het bepaalde bij art. 26 novies, 2e lid
der L.O.Wet van 1878, over het jaar 1920 geen sprake
meer kan zijn. Het ligt overigens op den weg van belang
hebbenden om zich in deze rechtstreeks tot de Regeering te
wenden teneinde misschien op andere wijze nog iets te kun
nen verkrijgen.
Zonder verdere bedenkingen wordt alsnu besloten
het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan
te nemen.
15. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het
adres van leiders en leidsters van lichamelijke oefeningen
der jeugd, om toekenning eener tegemoetkoming in door
hen te maken onkosten bij gemis van een gemeentelijk oefen
lokaal, voor den cursus 1920/1921, luidende als volgt:
„Om prae-advies stelde Uwe vergadering in onze handen
„het hierbij teruggaand adres van leiders en leidsters van
„lichamelijke oefeningen der jeugd, verzoekende voor den
„cursus 19201921 in aanmerking te mogen komen voor
„eene belooning van f 60,per groep, als tegemoetkoming
„in de door hen te maken onkosten bij gemis van een
„gemeentelijk oefenlokaal, voorzien van de noodige oefen-
middelen.
„Naar aanleiding hiervan wenschen wij het volgende onder
„Uwe aandacht te brengen.
„Bij Uw besluit van 11 Mei 1918 (zie gedr. notulen pag.
„336 en volg.) werd onder daarbij gestelde voorwaarden aan
„leiders van lichamelijke oefeningen, die gedurende 12 achter-
„eenvolgende maanden van 1 November 1917 tot 31
„October 1918 overeenkomstig de bepalingen van het
„Koninklijk besluit van 25 Juli 1916 n°. 44 binnen deze
„gemeente een of meer groepen van leerlingen hadden ge
oefend, eene tegemoetkoming verleend van f 40,per groep.
„Deze tegemoetkoming werd in de daaropvolgende jaren