27 JANUARI 1921.
23
De heer HORNIX merkt op, dat het feestvieren op straat
goedkooper is.
Mevrouw NEVE-REINTJES verklaart, ten opzichte van de
carnavalsviering nog op hetzelfde standpunt te staan als het
vorig jaar. Spr. kan niet inzien, dat men beslist een masker
vóór moet hebben om feest te kunnen vieren.
De heer KORTEWEG zal tegen het voorstel stemmen.
Spr. betreurt het, dat tegen de carnavalsviering binnen
zekere gebouwen niets kan worden gedaan.
De VOORZITTER wil, tot goed begrip van de zaak, de
bedoeling met een enkel woord nader toelichten. Het is
geenszins de bedoeling op breede schaal gemaskerde bals
toe te laten. Het heeft spr. echter tegen de borst gestuit,
dat door de uitspraak van den Hoogen Raad dit genoegen
alleen wordt gegund aan sociëteiten, terwijl andere te goeder
naam en faam bekend staande vereenigingen daarvan uitge
sloten worden. Met het onderhavig voorstel nemen Burge
meester en Wethouders thans een billijk standpunt in.
Wanneer de vergadering er evenwel niet mede instemt, dan
is zulks voor spr. des te gemakkelijker, daar hij in dat ge
val geen vergunningen kan verleenen.
De heer HAALMAN zegt, dat als hij zijn stem geeft aan
dit voorstel, daaraan hetzelfde motief ten grondslag ligt als
verleden jaar. Toentertijd is door spr. bij de behandeling
van de wijziging der artt. 19 en 197 der politieverordening
gezegd, dat men consequent te werk moet gaan, n.l. alles
afschaffen of niets. Het gevolg was, dat besloten werd geen
gemaskerde bals meer toe te laten. Door uitspraak van den
Hoogen Raad is evenwel gebleken, dat het besluit, belichaamd
in art. 197, practisch niet uitvoerbaar is. Nu het dus niet
mogelijk blijkt, het genoegen van gemaskerde bals aan allen
te onthouden, moet men het z.i. evengoed aan den één als
aan den ander geven.