29 APRIL 1921. 243 De heer HORNIX betreurt het, dat de gezinnen waarin veel welvaart heerscht door deze verordening niet voldoende getroffen worden. Zoo zijn er werkmansgezinnen, welke doordat zonen en dochters inbrengen een wekelijksch inkomen hebben van 150 a 200 gulden en daarentegen weinig belasting behoeven te betalen. Spr. vraagt of er geen weg is te vinden om ook deze gezinnen te treffen. De heer CERUTTI wil even aanstippen, dat de Regeering een onbelastbaar inkomen van hooger dan f 800,niet goedkeurt, spr. gaat mede met den door den heer G r u ij s voorgestelden aftrek van f 600,voor ongehuwden. Voorts vraagt spr. of het wel in den geest van de wet is, wanneer een gedeelte van het pensioen onbelastbaar blijft. De heer HAALMAN heeft in deze zaal al enkele malen gesproken over belastingzaken. Waar het vroeger wel eens gebeurd is, dat hij een voorstel daaromtrent met mindere sympathie heeft begroet, kan dit voorstel in alle opzichten zijn goedkeuring wegdragen. Spr. vindt het prettig, dat Burgemeester en Wethouders hebben gemeend voorloopig niet te moeten overgaan tot het heffen van nieuwe belas tingen, met name de zakelijke bedrijfsbelasting, welke spr. onbillijk noemt. Wanneer de nood dreigt, dan zou men misschien daartoe zijn toevlucht moeten nemen, doch spr. is van meening, dat men zich zooveel mogelijk moet houden bij deze goed berekende, progressieve inkomsten-belasting. Zijn partijgenoot G r u ij s heeft de technische bezwaren, welke spr.'s fractie tegen de voorgestelde belasting heeft, reeds te berde gebrachthij wil deze nog nader toelichten. Wanneer de zuivere inkomens van minder dan f 800.— worden vrijgesteld, zullen 1800 menschen buiten deze belasting vallen, terwijl men daarvoor ruw geschat slechts f 8200.zal derven. Volgens spr. zullen de kosten van opsporing enz. wel op wegen tegen de meerdere opbrengst der belasting en hij geeft daarom in overweging de zuivere inkomens beneden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 243