29 APRIL 1921.
245
het echter noodzakelijk, dat ook de kleine man zijn penningske
offert, zulks kan slechts leiden tot versterking van het ge
meenschapsgevoel. Als men even nagaat, dat iemand met
een wekelijksch inkomen van f 18.7 cent per week aan
belasting moet betalen, zal ieder moeten toegeven, dat zulks
heusch niet de grens van het onredelijke overschrijdt.
Wat de opmerking van den heer H o r n i x over het
treffen van het gezinsinkomen aangaat, spr. valt den heer
H o r n i x hierin volkomen bij, ook hij betreurt, dat zulks
door de wet wordt belet, daar het hier een hoofdelijke om
slag betreft.
Den heer C e r u 11 i, die een aftrek van f 500.voor
ongehuwden te. min acht, heeft spr. reeds geantwoord.
De sympathie-betuiging van den heer Haaiman met
dit voorstel, is spr. zeer aangenaam. Het College heeft de
invoering van een bedrijfsbelasting wel overwogen, doch
aangezien een zoodanige belasting drukt op den midden
stand, hebben Burgemeester en Wethouders gemeend, daartoe
nog niet te moeten overgaan, alvorens de noodzakelijkheid
is gebleken. Ten slotte verzekert spr., dat hij niet kan treden
in een verhooging van den aftrek voor ongehuwden van
500 op 600 gulden hij heeft dat hiervoor reeds aangetoond.
De VOORZITTER wil het licht laten vallen op de breed
voerige discussies, welke in het College gehouden zijn met
betrekking tot de keuze van het stelsel. Dat men het pro
gressieve stelsel ten slotte gekozen heeft, wil niet zeggen,
dat dit voor altijd de voorkeur verdient, doch men achtte
het het beste daarmede de proef te nemen. Ook is ter sprake
gekomen de houding, welke verschillende gemeenteraden in
ons land ten opzichte van de belastingvoorstellen van Burge
meester en Wethouders hebben aangenomen. En dan ziet
men, dat Haarlem een ander stelsel heeft aanvaard, dan het
College van Burgemeester en Wethouders hier heeft voor
gesteld, terwijl in Arnhem, onder leiding van den ter zake
zeer deskundigen voorzitter, tegen diens advies het opcenten-