29 APRIL 1921, „Indien men op het standpunt staat, dat in financieel „opzicht de politiebeambten geheel overeenkomstig de „werklieden der gemeente behooren te worden behandeld, „zoude er aanleiding zijn in beginsel goedkeuring te ver- „leenen aan dit voorstel, hetwelk er rekening mede houdt, „dat tot het agentencorps juist aan het einde van 1919 „velen op proef toetraden, voor wie de zaak eenigszins „anders staat dan voor degenen, die reeds toen tot het „corps behoorden. „Terecht is er echter steeds er op gewezen, dat van zoo- „danige' gelijkstelling niet kan worden gesproken en daaraan „is het dan ook te danken, dat voor politiebeambten, „geschoolde en niet geschoolde, de salarissen aanmerkelijk „uitgaan boven die der overeenkomstige categorieën van de „werklieden. „Toen dan ook bovenbedoelde extra-uitkeering van vier „weken loon aan de werklieden toeviel, werd zij voor de „politiebeambten niet gevoteerd, waartoe de overweging, „dat deze in betere positie verkeerden, zal hebben bijge dragen. In die omstandigheden kunnen wij den Raad niet „adviseeren aan het voorstel zijn goedkeuring te hechten, „een voorstel dat aan het slot bovendien één extra weekloon „toewijst aan agenten die bij geheel gelijke behandeling met „de werklieden daarvoor nimmer in aanmerking zouden zijn „gekomen. „Bij deze beschouwing mag niet buiten aanmerking blijven „de overweging, dat de zeer groote kosten der politie worden „opgevoerd zonder dat daartoe de noodzakelijkheidaanwezigis. „Het voorstel van den heer A. Schrauwen doet een „greep in de kas van f 6662.nadat een vrijgevige salaris- „regeling zoojuist door Uwen Raad is aanvaardbij die „salarisregeling werd reeds een verhooging aan de politie beambten toegekend, die het voorstel overtrof. „Voorts wordt opgemerkt, dat de voorsteller geen post „aanwijst, waardoor de kosten van zijn voorstel zouden moeten „worden gedekt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 252