256 29 APRIL 1921. omtrent het aantal en de salarissen van het personeel, welke hem geweigerd werden. De VOORZITTER zegt van meening te zijn, dat al was de klacht van den heer Korteweg gegrond, een publieke vergadering niet de juiste plaats is om haar te uiten. Voorts kan spr. zeer goed begrijpen, dat Openbare Werken niet direct bereid was, om de gevraagde inlichtingen te verstrek ken in de eerste plaats was de heer Korteweg toen nog geen lid der bouwcommissie en ten tweede kan men toch niet eischen, dat men aan Publieke Werken eiken dag klaar staat om staten te maken. Doch spr. zegt nogmaals, als er reden tot klagen is, dan is het minder juist, zulks in een publieke vergadering te doen. De heer HAALMAN verheugt zich erover, dat de V oorzitter deze zaak hier ter sprake brengt. Spr. is het volkomen met de zienswijze van den V oorzitter eens en stelt er bijzonder prijs op hier te verklaren, dat hem als lid van de gascommissie steeds alle mogelijke inlich tingen door Burgemeester en Wethouders worden versterkt zoodat spr. zijn taak als commissielid op de meest loyale wijze kan volbrengen. Vervolgens zegt spr., dat z. i. aan een op treden als van den heer Korteweg nog een ander gevaar verbonden is. De vergadering in kwestie werd nl. gehouden in verband met de bezuiniging en als nu een raadslid der gelijke mededeelingen gaat doen, dan werkt deze de „hetze", welke in den laatsten tijd tegen de gemeenteraden op het gebied van bezuiniging plaats heeft, daardoor in de hand. Bovendien wordt een onjuiste gedachte gewekt. Spr., die ook op de bewuste vergadering tegenwoordig was, heeft zich toen veroorloofd den heer Korteweg te dien aanzien een kleine terechtwijzing toe te dienen. Ten slotte verklaart spr. nogmaals het niet gewenscht te vinden, dat raadsleden elders een onverdiende blaam werpen op het College. De VOORZITTER acht het incident hiermede gesloten. R o 1 1. laats de r D' geen inge D van vesti omti of z Wet D in brie besl „Vo dat stek bij de J wels f 2, veel heel huu wez< en oml De met dezi

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 256