13 JUNI 1921.
265
voor den Koning-Stadhouder Willem III, alsmede
tot het toestaan van een crediet groot f 1 50,voor
het maken van de fundeering van dat monument.
Rondvraag.
1. Maken van een verordening op het gewicht en het
gehalte van het brood.
2. Ontslag van den politieagent Smits en degradatie
van den politieagent Blaken burg.
Tegenwoordig mevr. J. M. NEVE-REINTJES en de heeren
TH. J. A. VAN DIJK, A. C. KORTE WEG, F. F. X. CE-
RUTTI, C. TH. BOGMANS, W. M. MARTENS, A. SCHRAU-
WEN, J. LIJDSMAN, J. M. MEIJVIS, P. G. GRUIJS, W. J.
H. FEBER, C. J. KLUFT, H. J. H. HORNIX, C. P. A.
KANTERS, H. J. MOLL, W. J. A. LOOMANS, P. HAAL-
MAN, A. J. M. CLEMENT en N. J. H. VAN GROENEN-
DAEL.
Afwezig de heer A. W. ZIJLMANS.
Eéne vacature.
Voorzitter de heer mr. dr. W. G. A. VAN SONSBP1ECK,
burgemeester.
Secretaris de heer H. H. JONKERGOUW.
De VOORZIT TER opent de vergadering en zegt, dat de
notulen 'van het verhandelde in de vergadering van 29 April
1921 overeenkomstig het bepaalde bij art. 8 van het regle
ment van orde ter inzage voor de leden hebben gelegen en
hun bovendien in afdruk zijn toegezonden en vraagt, of
iemand der leden alsnog voorlezing daarvan verlangt of
eenige bemerkingen daartegen in het midden heeft te brengen.
Dit niet het geval zijnde, worden de notulen van
voormelde vergadering goedgekeurd en vastgesteld,