T3 JUNI 1921. 287 (lelijkheid niet aandurft, deze dan maar moet heengaan of anders zou de Raad die verantwoordelijkheid op zich moeten nemen. De heer MARTENS vestigt er de aandacht op, dat op de agenda van deze vergadering een verzoek voorkomt om niet toe te staan dat een huis aan de bewoning wordt onttrokken in verband met een en ander meent spr., dat de gemeente zelve niet mag voorgaan met het verbouwen van woningen tot kantoorruimte. De heer KLUFT is het eens met den heer K o r t e w e g. Spr. is de toestand ter plaatse gaan zien. Het komt hem voor, dat met weinig kosten een uitbreiding van de bureau ruimte is te verkrijgen door een verdieping te zetten op den timmerwinkel. Wel is de voorgevel van dat gebouwtje vree- selijk gescheurd, doch de ligging van de steunbalken is een zoodanige, dat zonder eenig gevaar een verdieping daarop kan worden gebouwd. Ten slotte verklaart spr. het ook eens te zijn met den heer Martens ten opzichte van diens zienswijze in zake het onttrekken van een pand aan de be woning. De heer CERUTTI herinnert er aan, dat hij in de vorige vergadering heeft gezegd dat er van het huis van den heer de Wolf gemakkelijk 2 a 3 kamers afgenomen kunnen worden. Voorts kan spr. niet onbesproken laten de uitlating van den heer G r u ij s, welke van zoo weinig waardeering voor den Directeur getuigt en zegt daartegen te moeten protesteeren. De heer LIJDSMAN zet uiteen, dat de ruimte op de stads- werf onvoldoende is om daar te gaan bouwen. Het besluit van den Raad op 5 April j.l. genomen is onuitvoerbaar. Er is geen gelegenheid meer aan Openbare Werken om het personeel behoorlijk te plaatsen de toestand is daar heel treurig. Thans is er een mooie gelegenheid om door het bij trekken van het aangrenzend pand in het gebrek aan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 287