13 JUNI 1921.
hoogen en gelijk te stellen met het loon van de ongeschoolde
gemeentewerklieden, ondergebracht in de eerste loonklasse.
De VOORZITTER geeft in overweging dit punt der agenda
aan te houden tot de volgende vergadering.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
35. Vraag van het raadslid, den heer Haaiman in
zake grensuitbreiding der gemeente, met inlichtingen van
Burgemeester en Wethouders.
De VOORZITTER zegt het volgende
„Ten einde elk misverstand te voorkomen, deel ik mede,
dat indien wij het noodzakelijk achten in besloten ver
gadering omtrent grenswijzigingsquaesties inlichtingen te
geven zulks verband houdt met een geregelden gang
van zaken.
Onzerzijds zijn slechts verlangens van het College van
Burgemeester en Wethouders aan Gedeputeerde Staten ken
baar gemaakt. Gedeputeerde Staten mogen in hun vrijheid
van handelen, in de wijze waarop zij met ons voorstel wen-
schen te werk gaan, niet bemoeilijkt worden, doordien wij
over onze te hunner kennis gebrachte denkbeelden reeds
thans openbare gedachtenwisselingen uitlokken. Tot die
gedachtenwisselingen geeft de wet te zijner tijd alle gelegen
heid. Men kan er van overtuigd zijn dat Gedeputeerde
Staten den juisten weg zullen weten te bewandelen en,
wanneer zij het nuttig oordeelen, de informaties zullen put
ten uit de bronnen, tot welke zij zich wettelijk of overeen
komstig de hun gebleken noodzakelijkheid zullen richten".
De heer HAALMAN dankt den Voorzitter voor
diens toelichting mede voor die in besloten zitting gegeven
en stelt er prijs op te verklaren, dat hij er thans van
overtuigd is, dat deze inlichtingen niet anders dan onder
geheimhouding konden worden verstrekt.