13 JUNI 1921. 293 „Ofschoon de Minister zich bereid verklaart 50% van die „verhoogingen voor het jaar 1920 voor 's-Rijks rekening te „nemen, zal in dat geval de gemeentekas toch nog bezwaard „worden met eene uitgaaf respectievelijk van f 7975, en „f991,samen ongeveer f9000. „Indien bepaald wordt, dat de salarissen van het onder wijzend personeel overeenkomstig den „Leidraad" zullen „geregeld worden vanaf 1 Januari 1921, zal de salarispost „van de leeraren der Ambachtsschool over het loopende jaar „nog moeten worden vermeerderd met f 17140,en van „die der Avondschool voor ambachtslieden met f 1982-,1- „f 275,f 2257,maakt samen f 19397, „Bij de invoering van de Nijverheidsonderwijswet zal hier- „van 70 ten laste van het Rijk komen, zoodat het ge- „meentelijk budget dan nog zal bezwaard worden met eene „uitgaaf van f 6000, „Het heeft weinig nut om ten aanzien van den nieuwen „leidraad in beschouwingen te treden de toepassing ervan „brengt ongetwijfeld eene belangrijke verbetering in de sala rissen, die echter reeds in [920 eene aanzienlijke verhooging „ondergingen. Ernstig moeten wij echter bezwaar maken „tegen het vaststellen eener regeling, welke zou terugwerken „tot 1 Januari 1920. „Men verlieze hierbij niet uit het oog het zoo juist aan gestipte feit, dat eerst in 1920, overeenkomstig een toen „ingezonden leidraad van den Minister, eene nieuwe regeling „werd vastgesteld, waaraan terugwerkende kracht werd toe gekend tot 1 Januari 1919. „Bovendien kan o.i. niet gezegd worden, dat er ten aan- „zien van de salarieering van het onderwijzend personeel aan „de vakscholen in deze gemeente een zoodanige achterstand „bestaat, dat daarin aanleiding moet worden gevonden de „regeling te doen terugwerken tot het tijdstip als de Minister „aangeeft. „Voorts hebben wij gewichtige bedenkingen tegen een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 293