13 JUNI 1921. 295 De heer HORNIX vraagt inlichtingen naar aanleiding van het adres der leeraren aan de Ambachtsschool, waarin wordt gezegd, dat deze salarisregeling bij invoering van de Nijver heidsonderwijswet in plaats van f 6000 meer zooals in de stukken wordt vermeld f 6000 minder zal kosten. De VOORZITTER verklaart niet anders dan tevreden te kunnen zijn over de leeraren. Nu doet zich alleen deze kwestie voor met den Haag in zake terugwerkende kracht tot 1 Januari 1920. Het Rijk n.l. verstrekt, ook wanneer het schoolbestuur de andere 50% niet geeft, 50% van de ver hooging over 1920 aan bijzondere ambachtsscholen, doch niet aan de gemeentelijke. Het College heeft er bezwaar tegen om terugwerkende kracht toe te kennen over 1920011 heeft de leeraren in overweging gegeven zich rechtstreeks tot den Minister te wenden, ten einde als gelijkgerechtigden te worden behandeld met hunne ambtgenooten aan bijzon dere vakscholen verbonden. Wat voorts de vraag van den heer H o r n i x betreft, de voorstelling welke de leeraren in hun adres omtrent de bewuste 7°% geven is het moge onbewust zijn eenigs- zins misleidend. Bij het inwerkingtreden van de Nijverheids- onderwijswet geeft het Rijk 70% subsidie in plaats van 50 °o voor het vakonderwijs, daardoor komt de gemeente in zekeren zin wel in gunstiger conditie dan tot dusver, doch men moet daarbij in het oog houden, dat de kosten aan dat onderwijs verbonden grooter zijn geworden. Spr. ziet niet in, dat op de ruimere bedeeling van de zijde van het Rijk direct beslag moet worden gelegd ten bate van de salarissen van het onderwijzend personeel. De heer HAALMAN is van meening, dat men deze zaak van den aanvang af moet beschouwen. De huidige salaris- regeling der leeraren dateert van December 1919. Bij minis- teriëele circulaire d.d. 24 December 1920 werd een nieuwe leidraad toegezonden, waarin de wensch wordt te kennen geven om de salarieering der- leeraren vanaf 1 Januari 1920

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 295