27 JANUARI 1921. 29 „die door Burgemeester en Wethouders waren uit te noodigen „als lid der Commissie zitting te nemen. Bevoegdheid. „Wil de Commissie' in staat zijn hare taak goed te vol brengen, dan moet haar eene ruime bevoegdheid worden ver leend. Zij moet inzage kunnen nemen van alle verordeningen „en van alle met de uitgaven verband houdende bescheiden, „die haar bij het onderzoek dienstig kunnen zijn zij moet, „desgewenscht, toegang hebben tot alle gemeente-gebouwen „en inrichtingen en in de gelegenheid worden gesteld om „ambtenaren, beambten en werklieden te hooren. „Dat bij het gebruik maken harer bevoegdheid door de „commissie voorafgaand overleg met het College van Burge- „meester en Wethouders noodzakelijk is, ook ter vermijding „van stoornis in den goeden gang van den gemeente-dienst, „behoeft wel niet nader uiteengezet. W e r k w ij z e. „De Commissie, geïnstalleerd zijnde, kiest uit haar midden „een voorzitter en een algemeenen rapporteur. „Bij hare beraadslagingen volgt zij, zooveel mogelijk, het „reglement van orde, vastgesteld door den Gemeenteraad. „Ten einde hare taak zoo spoedig mogelijk te volbrengen, „splitst de Commissie zich in drie of vier sub-commissiën „van tenminste vier of drie personen. Deze sub-commissiën „stellen ieder omtrent een of meer bedrijven of takken van „dienst een onderzoek in. Een verslag van dat onderzoek „zenden zij aan den algemeenen voorzitter. „Deze brengt de ingekomen verslagen in eene zooveel „mogelijk voltallige vergadering der Commissie ter tafel, „waar zij een punt van beraadslaging uitmaken. Geven de „besprekingen daartoe aanleiding, dan kan nog een nader „onderzoek worden ingesteld. „Nadat deze verslagen, zoonoodig aangevuld of gewijzigd, „in de commissie-vergadering zijn vastgesteld, worden zij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 29