3°°
13 JUNI 1921.
De heer LOOMANS verklaart, dat de Raad een verorde
ning als door den heer M e ij v i s bedoeld niet kan maken
een en ander hangt samen met de Warenwet.
2. De heer LOOMANS vraagt eenige inlichtingen naar
aanleiding van de loopende geruchten over het ontslag van
den politieagent Smits en de straf van den agent Blaken-
burg,
De heer CERUTTI, hoewel wetende dat de Burgemeester
als hoofd van de politie den .Raad geen verantwoording
schuldig is, gelooft toch dat het den Burgemeester welkom
zal zijn omtrent de politiezaak, welke zooveel opschudding
heeft veroorzaakt, eenig licht te verspreiden en veroorlooft
zich derhalve verlof te vragen tot het stellen van een drietal
vragen op deze zaak betrekking hebbende.
De VOORZITTER staat volgaarne dit verzoek toe, wijl
spr. omtrent deze zaak geen terughouding aan den dag wil
leggen.
De heer CERUTTI stelt daarop de volgende vragen
Is het U overtuigend gebleken
i°. dat de agent van politie BI aken burg in een druk
bezocht feestlokaal op den rug van den agent van politie
Smits een plakkaat heeft bevestigd, waarop geschreven
stond ,,Weg met art. 197 der politieverordening".
2°. Zoo ja, of de agent van politie Smits bekend was
met den inhoud van bedoeld biljet en toegelaten heeft dat
het biljet op zijn rug werd bevestigd?
30. Heeft bij U, bij de toepassing der straffen, de over
weging gegolden en ook van invloed geweest, dat de ge
straften resp. secretaris en voorzitter zijn van den Algemeenen
Bond van Politiepersoneel in Nederland
Op de vragen van de heeren Loomans en Cerutti
werd door den Burgemeester als volgt geantwoord