302
13 JUNI 1921.
bevonden, In uniform gekleed, dragende op de kraag het
nummer 11 en op zijn rug een van een opschrift voorzien
plakkaat. Bij een persoonlijk onderzoek, waaronder een
verhoor van dien agent, bleek zulks juist te zijn. Bij de
beslissing is overwogen, dat die agent zich daardoor heeft
schuldig gemaakt aan het bespottelijk maken in het publiek
van de politie-uniform en dat hij in ergerlijke mate te kort is
geschoten in zijne taak, het aan zijne functie verbonden gezag
hoog te houden door voor de wettelijke voorschriften eerbied
te toonen. Voorts is in aanmerking genomen, dat er van
verzachtende omstandigheden geenerlei sprake kan zijn, ge
zien het strafregister van dezen agent, die dan ook ontslagen
werd. Bij bovenomschreven gelegenheid heeft de agent van
politie J. Blakenburg op den rug van de uniformjas
van genoemden agent Smits gespeld het van een op
schrift voorziene plakkaat, waarvan zooeven sprake was,
waarbij komt, dat dit opschrift, naar verscheidene getuige
nissen en naar ook door den agent Blakenburg niet
wordt ontkend, inhield „Weg met art. 197 der Algemeene
Politieverordening". Ook hier had een persoonlijk onderzoek
met verhoor van den agent plaats, waarbij de juistheid dei-
feiten aan den dag trad. Het bespottelijk maken van de
politie-uniform en het ergerlijk te kort schieten in zijn
taak waren mede hier overwegingen de straf van ontslag
werd niet toegepast, op grond dat de vervulling van den
dienst door dezen agent als verzachtende omstandigheid
kon gelden. Hij werd teruggesteld tot agent van politie
2e klasse, met bepaling van het weekloon op het bedrag,
genoten door een na het proefjaar vast aangestelden agent
van politie.
Op de vragen van den heer C e r u 11 i antwoord ik het
volgende
Wat den inhoud van het opgespelde plakkaat betreft,
een der factoren voor de beslissing, die als factór voor den
agent Smits geheel niet, voor den agent Blakenburg
voor een deel in aanmerking komt, zij medegedeeld, dat